Het is het jaar 1888. In Kinderdijk wonen Jan en Elisabeth Boon met hun elf kinderen. Jan Boon is een harde werker. Op de scheepswerf in Kinderdijk weet hij zijn karige loon met veel overwerk te verhogen. De extraatjes spaart hij dubbeltje voor dubbeltje. Tot hij na jaren een bedrag heeft van maar liefst 25 gulden.
Met dit bedrag en een lege broodtrommel stapt zijn vrouw Elisabeth op de Lekboot naar Rotterdam. Hier koopt zij snoep zoals kaneel- en pepermuntstokken. Met de broodtrommel vol snoepgoed komt ze ’s avonds terug. En de volgende dag start ze in haar voorkamer een klein snoepwinkeltje.